VV03 cover 600
December 2020

‘Grote verschillen in hoe gemeenten hun warmtetransitie-visie opstellen’

Interview met Martijn Koop, manager Team Aardgasvrij bij DWA

10 01

In het Klimaatakkoord staat dat alle gemeenten een visie op de warmtetransitie moeten opstellen, en dat die visie er in 2021 moet zijn. Sommige gemeenten hebben hun visie al klaar, maar de meeste gemeenten zijn, in het beste geval, nog bezig. Er zijn ook veel gemeenten die nog niets hebben of waarvan het onbekend is. Dit blijkt uit de Warmtetransitie Monitor die dwa bijhoudt. ‘En zelfs als gemeenten een transitievisie hebben, dan is die lang niet altijd eenduidig of erg concreet’, zegt Martijn Koop, manager Team Aardgasvrij bij dwa.

Met de Transitievisie maken gemeenten het tijdspad naar aardgasvrij in 2050 inzichtelijk: wanneer gaan welke wijken of buurten van het aardgas en wat is dan het alternatief? Dit geldt zeker voor de wijken of buurten die gemeenten voor 2030 van het aardgas willen halen. Het Planbureau voor de Leefomgeving rapporteerde begin oktober dat de warmtetransitie in de Regionale Energiestrategieën (res’en) nog niet erg concreet is. Veel regio’s hebben in hun aanpak zelfs nog geen of nauwelijks aandacht voor de warmtetransitie. Die achterstand, als je het zo wil noemen, is ook te zien in de Warmtetransitie Monitor (bit.ly/Warmtetransitie-monitor) die dwa al sinds begin 2019 bijhoudt.

Inzichtelijk via webapplicatie

‘Nadat in 2018 het Klimaatakkoord tot stand kwam, zijn wij begin 2019 gaan monitoren wat gemeenten doen, als het gaat om de verduurzaming. Wij waren al bezig om voor enkele gemeenten een warmtevisie op te stellen en andere gemeenten toonden belangstelling om ermee te beginnen’, vertelt Martijn Koop, manager van het Team Aardgasvrij bij dwa. Het adviesbureau heeft de Warmtetransitie Monitor ontwikkeld als een webapplicatie en daarop per gemeente aangegeven of:

  • een warmtetransitievisie gereed is;
  • een warmtetransitievisie in de maak is;
  • er nog geen warmtetransitievisie wordt gemaakt;
  • de status onbekend is.

‘Het maakt ons niet uit wie de warmtetransitievisie heeft gemaakt: de gemeente zelf, dwa of een ander bureau. Onze tool is puur bedoeld om op een praktische wijze de markt te helpen en inzicht te verschaffen. Als de warmtetransitievisie openbaar is, zorgen wij voor een link naar de website waar die te vinden is. Zo kunnen andere gemeenten daar handig gebruik van maken. Natuurlijk is de tool voor ons ook een stukje pr,’ beaamt Koop, ‘want als gemeenten met het opstellen van hun visie aan de slag willen, kunnen wij ze natuurlijk helpen.’

Nog weinig concreet

Op de Warmtetransitie Monitor is nu te zien dat het van zestien gemeenten bekend is dat zij een warmtetransitievisie gereed hebben. Het grootste deel van de gemeenten heeft al wel een visie of verkenning gedaan, maar beschikt nog niet over een concrete warmtetransitie-visie. En ongeveer een kwart van de gemeenten is er nog niet mee bezig, of daarvan is de status onbekend.
‘Als we naar de praktische uitvoering van de warmtetransitie kijken, zien we dat gemeenten dit op hele verschillende manieren aanvliegen. Sommige starten met een bronnenstudie, om te zien welke potentie aan duurzame warmte beschikbaar is. Andere gemeenten gaan eerst bewoners raadplegen, om de input uit die gesprekken als uitgangspunt te kunnen nemen. Je kunt zeggen dat tot ongeveer driekwart jaar geleden lang nog niet alle gemeenten met de warmtetransitievisie bezig waren, maar dat is nu echt anders. Elke gemeente weet wat de transitievisie inhoudt en dat zij ermee aan de slag moeten. Het betekent niet dat gemeenten voldoende kennis in huis hebben. Vooral in kleine gemeenten kan het opstellen van een warmtetransitievisie een lastige taak zijn voor die ene adviseur op wiens bordje het ligt.’
‘Een ander aspect is dat de bewoners in een gemeente er over het algemeen niet mee bezig zijn. Dat hoeft ook niet, is onze overtuiging’, zegt Koop. ‘Ik vind zelfs dat we in dit stadium terughoudend kunnen zijn in het betrekken van bewoners. Wel is het belangrijk om vertegenwoordigers van bewonersorganisaties, en zeker organisaties als woningcorporaties of lokale mkb bij de plannen betrekken. Zorg bijvoorbeeld dat je een denktank samenstelt van tien tot dertig mensen die vanuit de gemeente ideeën en input kunnen leveren. En probeer met die groep, eventueel onder leiding van externe adviseurs, een strategie voor de warmtetransitie op te stellen. Als de lokale wijkuitvoeringsplannen aan de orde komen, dan is het moment daar om bewoners er uitgebreid bij te betrekken.’

‘Elke gemeente weet wat de transitievisie inhoudt. Het betekent niet dat ze voldoende kennis in huis hebben’

Forse ambities

Volgens Koop zullen veel gemeenten er tijdens de strategievorming achter komen hoe lastig het is om de verduurzaming concreet te maken. ‘Na de vorige gemeenteraadsverkiezingen hebben nogal wat colleges forse ambities uitgesproken en ook op papier gezet. Energieneutraal in 2040, in 2035 of zelfs in 2030 heb ik geregeld langs zien komen. Kijk je nu hoe het met die plannen staat, dan moet je vaststellen dat ze erg langzaam vorderen. Zover ik weet is alleen Purmerend daadwerkelijk bezig om een bestaande wijk fysiek van het gas af te koppelen, en dat project loopt nog lang niet zo gemakkelijk.’
‘De warmtetransitievisie is dan ook een middel om dilemma’s in beeld te brengen. Als jouw gemeente de ambitie heeft om in 2030 energieneutraal te zijn, dan kun je waterstof als verduurzamingsoptie wel schrappen. Het is niet realistisch om waterstof in de komende 5 – 10 jaar in een hele gemeente toe te passen. En als bijvoorbeeld de ondergrond niet voor geothermie geschikt is en als er geen grote restwarmtebronnen in de nabijheid liggen, dan kun je redelijk snel vaststellen in welke richting je het moet zoeken.’
‘Ook een dunbevolkte gemeente zal al snel vaststellen dat een collectief warmtenet niet haalbaar is. Uiteindelijk moet zo’n gemeente dan aan de slag met individuele oplossingen, zoals warmtepompen of kleinschalige collectieve oplossingen. Kortom, om bij een strategie te komen, werk je feitelijk via een aanpak waarbij de potentiële mogelijkheden worden afgepeld.’

10 02

Starten met bewustwording

De verschillen tussen gemeenten zijn groot, zo stelde Koop al eerder vast. In zijn optiek is een gemeente als Leiden al redelijk ver, in elk geval in denken en communiceren over de warmtetransitie. ‘Zij communiceren bijvoorbeeld al wat langer over dit onderwerp met haar inwoners, waardoor de bewustwording daar verder is, en je dus al eerder maatregelen kunt gaan doorvoeren. Kijk je naar de Drechtsteden, waar ook een warmtetransitievisie aanwezig is, dan moet je vaststellen dat die visie meer een globale inventarisatie is dan een concreet uitvoeringsplan.’
‘Het belang van de visie is dat zij wel een essentiële stap is in een proces. De ene gemeente wil eerst die globale visie vastleggen, om van daaruit vervolgstappen te zetten. Andere gemeenten gaan wellicht wel meteen de diepte in, en willen direct voor wijken een bepaalde aanpak vastleggen. Dat zijn wel zwaardere transitietrajecten, die je niet even op de achterkant van een bierviltje uitwerkt.’

Verschillende warmtenetten

Als het gaat om de alternatieven voor aardgas, dan kijkt een gemeente al snel naar warmtenetten. Daarover is nu veel te doen in het land. Zodra een warmtenet in combinatie met bebouwingsdichtheid kansrijk is, dan volgt de vraag of er ook warmtebronnen aanwezig zijn. Met restwarmte van een afvalcentrale of de industrie en met geothermie kun je op hoge temperaturen warmte distribueren. Zijn die bronnen er niet, dan behoort wellicht een warmtenet met lage of middelhoge temperatuur tot de mogelijkheden.
‘De netten met lage temperaturen zijn in de uitvoering soms bewerkelijker, omdat je op wijk-, gebouw- of woningniveau meer maatregelen moet treffen’, vertelt Koop. ‘Op die manier kom je al snel bij een andere belangrijke factor in veel warmtestrategieën: bij wie liggen de kosten voor de maatregelen die mensen moeten nemen. Elk alternatief voor aardgas heeft consequenties, en de vraag bij het maken van een keuze tussen alternatieven is steeds: hoeveel nadeel accepteer je. Ook praktisch zien we in elke gemeente dat geen enkele warmtebron zelfstandig de gehele warmtevraag zal dekken. Het wordt een ‘patchwork’ van oplossingen.’

‘Ik denk niet dat gemeenten achterlopen. Bedenk dat we nog maar net begonnen zijn’

Gedifferentieerde aanpak

Het is niet verwonderlijk dat veel gemeenten nog geen warmtetransitievisie hebben, vindt Koop. ‘Gemeenten moeten zich met veel gemeentelijke en maatschappelijke taken bezighouden, en zeker niet alle gemeenten hebben voldoende mensen en de juiste kennis in huis om dit zelfstandig uit te voeren. Maar ze kunnen natuurlijk wel in hun gemeente aan bewustwording en draagvlak werken. Daar ligt overigens ook een rol voor andere partijen in een gemeente. Denk aan woningcorporaties, aan energie- en netwerkbedrijven, maar bijvoorbeeld ook de installatiesector. Ik vind de installatiesector, in het algemeen, op dit punt nog niet assertief genoeg. Terwijl zij juist, met hun dagelijkse toegang tot woning- en gebouweigenaren, een goed verhaal zouden kunnen hebben om gemeenten te ondersteunen.’
Het Klimaatakkoord heeft veel dimensies en de aanpak zal dan ook sterk gedifferentieerd zijn, denkt Koop. ‘Uiteindelijk zal die differentiatie in wijkuitvoeringsplannen tot uiting komen. Een wijk met jarenvijftigwoningen vraagt echt een andere aanpak dan een wijk met jarennegentigwoningen of een historische binnenstad. Daar zit bij veel gemeenten nog een soort geïnstitutionaliseerde barrière. Subsidies die zij beschikbaar stellen, moeten voor iedere bewoner, wijk of doelgroep in gelijke mate beschikbaar zijn. Ik zou daarin juist willen differentiëren. Geef koplopers een subsidie als ‘beloning’ voor het risico dat ze nemen. Volgers lopen dat risico minder.’
‘Op nationaal niveau doet de overheid feitelijk hetzelfde met de proeftuinsubsidies. Uiteraard horen daar heldere doelen, monitoring en evaluatie bij. En ik snap het wel dat gemeenten het eng vinden om alleen die koplopers te ondersteunen’, zegt Koop die, voor hij bij dwa ging werken, jarenlang bij de provincie Noord-Holland en de gemeente Amsterdam werkte. ‘Ik herken die reflex bij gemeenten; ik heb daar lang genoeg voor in het publieke domein rondgelopen.’

Bovenaan prioriteitenlijst

Dat de kaart op de Warmtetransitie Monitor van dwa nog grotendeels oranje, rood en grijs kleurt – wat betekent dat gemeenten nog geen warmtetransitie-visie hebben – hoeft ons geen zorgen te baren, vindt Koop.
‘Ik denk niet dat die gemeenten achterlopen. Bedenk dat we nog maar net begonnen zijn. Ik denk wel dat je het opstellen van die visie als gemeente nu bovenaan je prioriteitenlijstje moet hebben staan. En ik zie dat ook; gemeenten zijn zich aan het warmlopen. Bovendien moet je niet vergeten dat de warmtetransitievisie een momentopname is. De ontwikkelingen in deze markt gaan erg snel. Het is heel verstandig om die visie na een aantal jaar weer eens onder de loep te nemen en waar nodig bij te stellen.’
‘De warmtetransitievisie is, zou je kunnen zeggen, de menukaart. Maar de soep wordt pas gegeten in de wijk zelf. Hoe je die soep uiteindelijk opdient, ga je toch met de direct betrokkenen, maar bijvoorbeeld ook samen met marktpartijen, bepalen. Ik vind dat overleg met betrokkenen uiteindelijk nog belangrijker dan die visie. Dergelijk overleg is voor een gemeente straks een veel uitdagender klus. De Transitievisie Warmte is wel een goede aanloop daartoe.’
Koop is erg nieuwsgierig hoe de programma’s er voor de komende gemeenteraadsverkiezingen uitzien. ‘Ik wil wel eens zien hoeveel gemeenten nog altijd de ambitie hebben om bijvoorbeeld in 2030 of 2035 energieneutraal te zijn. Nu we weten wat we weten, verwacht ik dat er wel wat realisme in de ambities komt. En zo niet, wat natuurlijk ook kan, dan zullen gemeenten in elk geval flink wat extra middelen en capaciteit moeten inzetten op het onderdeel warmtetransitie.’

In sprintsessie naar transitievisie

In Overijssel heeft dwa, samen met Tauw en Buro Loo, zogenaamde ‘sprintsessies’ georganiseerd. Daarmee hielpen ze meerdere Overijsselse gemeenten in twee dagen tijd aan de belangrijkste bouwstenen voor de Transitievisie Warmte. De sprintsessies werden in de provincie Overijssel gefaciliteerd door Nieuwe Energie Overijssel, een netwerk van partijen dat samenwerkt aan de energietransitie. Door deze tweedaagse sprintsessies komen techniek, samenwerking, draagvlak en politiek-bestuurlijke borging bij elkaar. In het ideale geval komen enkele buurgemeenten samen om een eerste opzet te maken. Naast een brede groep professionals uit de gemeenten zitten ook andere partijen aan tafel, waaronder woningcorporaties en energiebedrijven. Het voordeel van deze aanpak is dat de uiteindelijke uitkomst door aanwezigen wordt gedragen, zij dit samen presenteren aan de colleges en gemeenteraden, en zij zich ook verantwoordelijk voelen voor het vervolg.

Tekst: Rob van Mil, freelance publicist.
Fotografie: Marcel de Bont