Mei 2024
PvE Gezond binnenklimaat Langdurige Zorg komt met duidelijke richtlijnen
Voor veel gebouwen, zowel kantoren als scholen en woningen, is er een PvE (Programma van Eisen) voor het binnenklimaat. In de langdurige zorg was dat tot voor kort niet het geval. Afgelopen maand publiceerde de Stichting Binnenklimaattechniek echter het PvE Gezond Binnenklimaat Langdurige Zorg op basis van een literatuuronderzoek naar de huidige kennis van de luchtkwaliteit en het thermisch klimaat in zorgvoorzieningen. ‘Cliënten in de langdurige zorg zitten bijna 24/7 binnen en zijn overgeleverd aan het binnenklimaat’, zegt dr.ir. Marije te Kulve van bba binnenmilieu.
Voor de langdurige (intramurale) zorg bestond lange tijd geen specifiek PvE. De doelgroep (kwetsbare tot zeer kwetsbare mensen) is divers: van ouderen in verpleeghuizen, al dan niet dementerend, tot cliënten met een fysieke en/of verstandelijke beperking en dat in vele gradaties. Daarnaast komen er in de gebouwen en vertrekken ook bezoekers (zoals familie en mantelzorgers) en werkt er verplegend personeel die andere (lees: minder strikte) behoeftes hebben. Alles bij elkaar opgeteld maakt dat het nogal lastig bleek om een sluitende PvE Gezond Binnenklimaat Langdurige Zorg op te stellen.
De onderzoekers hebben dat goed beseft. In opdracht van het EVZ (Expertisecentrum Verduurzaming Zorg) en financieel ondersteund door Woonzorg Nederland, de Vereniging Binnenklimaat Nederland en TVVL, heeft een consortium een wereldwijde literatuurstudie naar het binnenklimaat in de langdurige zorg uitgevoerd. Het consortium bestond uit TNO, TU Eindhoven, TU Delft, bba binnenmilieu en Hogeschool Utrecht. Een groot deel van de literatuur (≥ 100) viel af, voor inzicht in aanvullende eisen werden 22 relevante studies naar luchtkwaliteit en 29 naar het thermisch klimaat bestudeerd. Op basis daarvan heeft het consortium conclusies getrokken met betrekking tot de onderbouwing om specifieke eisen te stellen aan het binnenklimaat in gebouwen voor de langdurige zorg.
Vervolgens zijn de resultaten aan een klankbordgroep, bestaand uit vertegenwoordigers van zorginstellingen en de installatiebranche, voorgelegd. In de vervolgfase is dit onderzoek gebruikt om praktische eisen op te stellen voor het PvE. Hoewel daglicht en geluid (akoestiek) ook belangrijk zijn, heeft men die aspecten (nog) niet mee kunnen nemen in het huidige PvE.
De doelgroep is divers: van ouderen tot cliënten met een fysieke en/of verstandelijke beperking.
Gemene deler
‘De grootste gemene deler’, zegt dr.ir. Marije te Kulve, specialist binnenklimaat en licht bij bba binnenmilieu en een van de auteurs van het onderzoeksrapport en het PvE, ‘is dat de doelgroep vaak continu binnen zit, weinig bewegingsvrijheid heeft en aan de verblijfsruimten is overgeleverd. Daarvoor richtlijnen opstellen was moeilijk, zeker als je dat naar een PvE voor de uiteenlopende groepen en naar de verschillende kwaliteitsniveaus wilt vertalen. Bovendien is er, ten aanzien van het binnenklimaat, discrepantie tussen de behoeften van het verzorgend personeel en de cliënten. Cliënten zijn immers veelal passiever en hebben een verminderd vermogen om zich aan te passen. Gedrag en verschillen tussen cliënten spelen natuurlijk ook een rol. In het nieuwe PvE is dit meegenomen door het voorzien in lokale oplossingen.’
‘Discrepantie tussen behoeften verzorgend personeel en cliënten’
Thermisch comfort
De meeste onderzoeken naar het thermisch comfort betroffen veldstudies naar relatief vitale ouderen, onder meer in verpleeghuizen. In mindere mate zijn er ook studies uitgevoerd naar mensen met een lichamelijke of cognitieve beperking (als dementie). Uit de literatuur kwam naar voren dat ouderen met gezondheidsproblemen een operationele temperatuur van tussen de 22 en 25 °C het meest wenselijk achten. Ze spreken een voorkeur voor 22 °C uit, terwijl het verzorgend personeel juist aan een lagere temperatuur dan 22 °C de voorkeur geeft. Werk- en verkeersruimtes (lees: gangen en hallen) dienen daarop ingericht te zijn.
‘In het algemeen is het zo dat hoe ouder iemand wordt, des te minder die in staat is om zijn of haar lichaamstemperatuur te regelen’, vervolgt Te Kulve. ‘Daar komt nog bij dat mensen met dementie een verminderd vermogen hebben om kou of warmte op te merken en daar dan ook niet adequaat naar kunnen handelen. Het verzorgend personeel zal erop moeten letten dat cliënten in gemeenschappelijke ruimten goed gekleed zijn. Verder kunnen ze inzetten op lokale verwarmingsmogelijkheden, denk aan verwarmde stoelen en kussens of aan individuele stralingspanelen. Op die manier kan je inspelen op de behoeften van de meest warmteminnende cliënten zonder dat de temperatuur in de gemeenschappelijke ruimten, ten nadele van de andere cliënten en het energiegebruik, verhoogd dient te worden.’
De grootste gemene deler is dat de doelgroep vaak 24/7 binnen zit, weinig bewegingsvrijheid heeft en aan de verblijfsruimten is overgeleverd.
Oververhitting
’s Zomers is het belangrijk om oververhitting van het zorggebouw te voorkomen. Dan zijn stedenbouwkundige maatregelen aan te bevelen, bijvoorbeeld meer groen, waterpartijen en bomen die voor verkoeling zorgen. ‘Het gaat altijd om een combinatie’, stelt Te Kulve. ‘Je zal moeten verhinderen dat het gebouw door zoninstraling opwarmt. Dat kan door gebruik te maken van de buitenlucht als het buiten kouder is dan binnen, bijvoorbeeld door een of meerdere ramen te openen. Verder kan je een ventilator aanzetten om de gevoelstemperatuur door middel van een briesje met één tot twee graden ter plekke te verlagen. De rest van de koelvraag wordt vervolgens opgelost met actieve koeling.’
De expert binnenklimaat laat wel een waarschuwend geluid horen: ‘De temperatuur in de verblijfsruimten van cliënten moet je onder de 26 °C houden – en bij voorkeur onder de 25 °C – omdat anders oververhitting optreedt, met mogelijke uitdroging en/of ernstige gezondheidsschade bij de cliënten tot gevolg.’
Voor badkamers in het volgens haar verstandig om, met het oog op energiebesparing en legionellabeheersing, alleen tijdens het gebruik een temperatuur van 25 °C te hanteren. ‘Wellicht kunnen hiervoor stralingspanelen worden gebruikt’, voegt ze eraan toe. Beide kanttekeningen zijn ook opgenomen in het PvE.
Luchtkwaliteit
Over de luchtkwaliteit in intramurale zorg is, in de bestudeerde literatuur, minder bekend dan over het thermisch welbevinden. Wel staat volgens de studie vast dat kwetsbare ouderen (> 80 jaar) al gezondheidsproblemen kunnen ondervinden bij zelfs een beperkte luchtverontreiniging. Bij een lage luchtkwaliteit treden, op de korte termijn, vooral respiratoire klachten op. Klimatologische omstandigheden voor luchtkwaliteit spelen een minder grote rol dan voor thermisch comfort (hoewel je sociaal-culturele factoren, staat ergens in de kantlijn, niet moet uitvlakken). Het onderzoeksrapport concludeert dat voor de intramurale zorg de PvE Gezonde Woningen klasse A en de WHO Indoor Air Quality guidelines 2021 als uitgangspunt kunnen worden genomen. Dit is ook in het PvE Gezond Binnenklimaat doorgevoerd.
‘De eisen voor luchtkwaliteit’, licht Te Kulve toe, ‘zijn opgesteld door de TU Eindhoven. Het gaat hierbij onder meer over de beoogde hoeveelheid ventilatie en bijbehorende maximale CO2-concentratie. Voor klasse A in de langdurige zorg moet minstens 60 m3 per uur per persoon worden geventileerd, de ondergrens (klasse C) is minstens 25 m3 per uur per persoon. Naast basisventilatie is het verstandig om de ramen regelmatig te openen zonder dat de cliënten daarvan last ondervinden. Wel liggen, door de bank genomen, de eisen voor de luchtkwaliteit en temperatuur voor de langdurige zorg hoger dan het PvE voor gezonde woningen.’
De expert vervolgt: ‘Een deel van de cliënten in de langdurige zorg is over het algemeen gevoeliger voor tocht. Over vocht en tocht – en daarmee samenhangende klachten – is slechts weinig in de literatuur bekend, in elk geval niet iets waaruit specifieke waarden kunnen worden afgeleid. In het PvE Gezond Binnenklimaat Langdurige Zorg zijn op basis van een deskundige inschatting (‘expert judgement’) echter wel eisen opgenomen voor een relatieve vochtigheid van minimaal 30 procent (alleen voor klasse A) en een minimaal tochtpercentage (‘draught rate’) voor zowel klasse A en B als C. Deze eisen horen bij het thermisch binnenklimaat.’
Omdat de meest kwetsbare cliënten moeilijk kunnen aangeven wat hun behoeften qua thermisch comfort zijn, hangt het vooral van de bekwaamheid van het verzorgend personeel af hoe die worden ingevuld.
Inspelen op behoeften
Volgens Te Kulve is de moeilijkste vraag in de langdurige zorg hoe je het beste kunt omgaan met de behoeften van de cliënt. ‘We hebben goede, hanteerbare eisen opgesteld voor de verschillende ruimten waarin ze verblijven’, vertelt ze. ‘Een fysiek beperkte oudere reageert anders op de omgeving dan de bezoekers of het verzorgend personeel. Daarnaast zijn er uiteenlopende behoeften per ruimte. In het PvE maken we dan ook onderscheid tussen verschillende soorten ruimten. Die voor de gemeenschappelijke kamer wijken af van de privé woon- en slaapkamer terwijl voor de personeels- en verkeersruimten, zoals gangen en hallen, weer andere richtlijnen gelden.’
Ir. Stefan van Heumen, senior projectmanager bij TNO, knikt instemmend. Ook hij schreef mee aan zowel het EVZ-rapport als het nieuwe PvE. ‘Als de sector daarom vraagt, willen we het onderzoek gaan uitbreiden met een verkenning naar de eisen voor licht, geluid en mogelijk ook geuroverlast’, zegt hij. ‘Het huidige PvE wordt dan, als het ware, een levend document dat we op de ontbrekende punten en per doelgroep aanvullen.’
‘We hebben goede, hanteerbare eisen opgesteld voor de verschillende ruimten’
Ambitieniveau
Van Heumen zoomt in: ‘Het PvE is verdeeld in drie ambitieniveaus, klasse A, B en C. Het basisniveau is altijd klasse C. Deze minimale eisen gaan op verschillende aspecten wel verder dan het niveau van het Bbl (Besluit bouwwerken leefomgeving, voorheen het Bouwbesluit) voor zover ze daarin worden benoemd. Voor de kwetsbare doelgroep – cliënten met een lichte beperking – bevelen we bij nieuwbouw of renovatie minimaal klasse B aan. Voor de meest kwetsbare doelgroep – denk aan dementerende ouderen, meervoudig gehandicapten of mensen met ernstige gedragsproblemen – is het echter het beste om van klasse A uit te gaan. De verwachting is dat het aantal cliënten dat aan klasse A huisvesting behoefte heeft, de komende jaren gaat toenemen. Omdat de meest kwetsbare cliënten moeilijk kunnen aangeven wat hun behoeften qua thermisch comfort zijn, hangt het vooral van de bekwaamheid van het verzorgend personeel af hoe die worden ingevuld.’
Het verkennende literatuuronderzoek was als basis voor het PvE in de intramurale zorg volgens hem adequaat. ‘Niet voor elke eis hebben we een wetenschappelijke onderbouwing gevonden, soms volstaat een expert opinion’, gaat Van Heumen door. ‘Op zich kan de sector hiermee goed uit de voeten. Afwijkingen zijn en blijven natuurlijk altijd mogelijk, maar dat betreft dan vooral op details. Duidelijk is wel dat verblijfsruimten voor de cliënten hogere eisen hebben dan de werkruimtes voor het personeel. Voor de verkeersruimten – de gangen en hallen – en het sanitair hebben we specifieke, meestal lagere eisen gesteld. Zo hoef je de badkamer slechts tijdelijk bij gebruik te verwarmen.’
Voor personeels- en verkeersruimten, zoals gangen en hallen, gelden andere richtlijnen.
Installaties
Hoewel het eerste onderzoek zich niet specifiek op energiegebruik heeft gericht, zijn inmiddels al wel de grove contouren te schetsen. Een studie bij verpleeghuizen in Australië liet zien dat het een misvatting is om, ter voorkoming van oververhitting, uitsluitend op mechanische koeling in te zetten. Zorg altijd voor het voorkomen van oververhitting door de warmte te weren en redeneer daarbij niet van binnen naar buiten, maar van buiten naar binnen: eerst de omgeving (schaduw van bomen en water) dan de gebouwschil (zonwering, zonwerend glas en ramen die open en dicht kunnen). Daarnaast is het mogelijk om persoonlijke oplossingen van de cliënten (zoals ventilatoren en koude voetenbaden) te gebruiken om hun gevoelstemperatuur te verlagen. Besteed verder niet alleen aandacht aan de oververhitting (boven de 26 °C), maar ook aan de duur van de oververhitting en welke gevolgen dat op de cliënten, de mantelzorgers, de bezoekers en het verzorgend personeel kan hebben.
Van Heumen plaatst er wel een kanttekening bij. ‘Airconditioning is een grote energiegebruiker’, zegt hij, ‘maar kan in bestaande huisvesting soms nodig zijn, net als actieve koeling in de zomer. Je zal het van geval tot geval, per doelgroep en per zorginstelling zorgvuldig moeten bekijken. Ventilatie is overigens altijd noodzakelijk, waar mogelijk aangevuld met warmteterugwinning en filters die fijnstof uit de vertrekken halen. Met name fijnstof en chemische verbindingen als NO2 en ozon bepalen de luchtkwaliteit in de zorgsector. Voor relatieve vochtigheid in de langdurige zorg hebben we in het huidige PvE een ondergrens van 25 tot 30 procent aangehouden.’<<
Bronnen
- Boerstra A.C., Heumen S. van, Kulve M. te, et al, ‘Onderzoek naar eisen voor het binnenklimaat in de langdurige zorg’, Expertisecentrum Verduurzaming Zorg, Rotterdam, 2023. (zie: bit.ly/VVplus-Rapport-Langdurigezorg)
- Boerstra A.C., Heumen S. van, Kulve M. te, et. al., ‘Programma van Eisen Gezond Binnenklimaat Langdurige Zorg 2024’, Binnenklimaattechniek, Woerden, april 2024. (zie: bit.ly/VVplus-document-Langdurigezorg)
Tekst: Tseard Zoethout
Fotografie: iStock
Meer weten over innovatieve technieken en ontwikkelingen?
Meld u dan nu aan voor onze gratis nieuwsbrief.