VV06-2025-Omslag-september-2025
September 2025

Warmtenetten onder druk, maar potentie blijft groot

warm-01a

Terwijl grootschalige warmtenetten sinds 2022 onder druk staan en er amper nieuwe aansluitingen worden gerealiseerd, hebben warmtepompen een verdubbeling aan vermogen geboekt. Wat betekent dat voor de warmtetransitie? En welke rol gaan MT- en LT-warmte netten daarin aannemen? Of ligt het misschien complexer? Zeker is dat collectieve warmte de energietransitie sneller vlot kan trekken.

Grootschalige warmtenetten hebben vaak een slechte reputatie onder eindgebruikers (lees: huishoudens). Drie commerciële spelers – Eneco, Vattenfall en Ennatuurlijk – hebben ruim driekwart van de markt in handen. Zij zijn zowel warmteproducent als energieleverancier en vaak monopolist. Weliswaar ziet de Autoriteit Consument & Markt (ACM) toe op de tarieven op basis van het NMDA-principe (niet-meer-dan-anders, oftewel de koppeling van de prijs van warmte aan die van aardgas), maar die hebben geen directe relatie met werkelijke kosten, zo staat in een rapport van de Algemene Rekenkamer. Ook het Rijk hanteert een strenge definitie voor subsidie-verstrekking, waarin bijvoorbeeld de (vermeden) kosten van netcongestie niet zijn meegenomen. De gevolgen laten zich raden. Warmtenetten zijn in ons land maar liefst twee tot drie keer zo duur als in de ons omringende landen. Eindgebruikers betalen daardoor – nog steeds – de hoofdprijs, terwijl ze met warmtepompen en zonnepanelen elk jaar honderden tot wel duizenden euro’s goedkoper op de energierekening uit zijn.

Warm-06Warmtebedrijf Ennatuurlijk is naarstig op zoek naar andere bronnen sinds RWE aankondigde dat de kolengestookte Amercentrale in Geertruidenberg vanaf 2027 stopt met de warmtelevering aan hun warmtenet.

Onder druk

Anderzijds kan collectieve warmte de energietransitie wel sneller vlot trekken. Hoewel ze zeer kostbaar zijn en langjarige trajecten vergen, zijn ze vanuit systeemperspectief beter dan plaatsing van talloze individuele warmtepompen. De ontwikkeling van grootschalige warmtenetten is door onzekerheid in wet- en regelgeving bijna volledig gestopt (de uitwerking van de net aangenomen warmtewet is nu nog onduidelijk). Zonder aanvullende maatregelen wordt de rijksdoelstelling van 50 PJ in 2030 (nu 20 GJ) in elk geval niet gehaald.

Steven van Polen, programmaleider verduurzaming van de gebouwde omgeving bij Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en medeauteur van de ‘actualisatie van de aardgasvrije buurten 2025’: ‘Grootschalige warmtenetten staan onder druk. Daarbij wordt nu veel gekeken naar uitbreiding van de warmtenetten, maar leveringszekerheid van bestaande warmtebronnen is ook in het geding. Een aantal grootschalige warmtenetten maakt nu gebruik van industriële restwarmte, afkomstig uit gas- of kolengestookte centrales. Wat gebeurt er als zo’n fossiele bron op termijn wegvalt?’ ‘Warmtebedrijf En natuurlijk werd daarmee geconfronteerd toen RWE aankondigde om uit de oude, uit 1951 daterende Amercentrale in Geertruidenberg, vanaf 2027 geen warmte meer aan hun warmtenet te leveren. Daarmee staan ruim 50.000 warmteaansluitingen in Brabant op de wip. Het warmtebedrijf zoekt nu naarstig naar andere bronnen.’ Naast de warmtetransitie speelt er nog iets anders mee: het effect van warmtepompen op het elektriciteitsnet. ‘Warmtepompen verbruiken veel meer stroom dan hr-ketels, maar ze verminderen het gasverbruik aanzienlijk’, reageert Van Polen.

Collectieve warmte kan energietransitie sneller vlot trekken

‘Volgens de laatste Klimaat en Energieverkenning (2024, red.) komt in 2030 ruim 60 tot 75 procent van alle stroom uit hernieuwbare bronnen. Warmtepompen zorgen weliswaar voor meer druk op het net, maar de grootte van deze impact is ook afhankelijk van andere factoren. Hoe het energiesysteem er straks uit zal zien, hangt mede af van het bewonersgedrag. Bij flexibele of dynamische tarieven zullen mensen het gebruik van warmtepompen over de dag spreiden en op die manier de druk op het net verminderen.’ ‘Overigens is de impact van zonnepanelen en elektrisch vervoer veel groter. Om de transitie te bespoedigen, zal je dan ook moeten kijken naar het samenspel tussen deze energievormen op lokaal niveau.’

Gebouwtypen

Onderzoek heeft uitgewezen dat warmtenetten – met name in buurten met een hoge warmtedichtheid – de laagste maatschappelijke kosten met zich meebrengen. Volgens bureau Berenschot scheelt dat voor de casus Den Haag circa 30 procent ten opzichte van individuele elektrische warmtepompen voor enkele buurten. CE Delft trekt een soortgelijke conclusie. Vanuit systeemperspectief is het dan ook beter om daarop in te zetten. Helaas geldt wat dichter Willem Elsschot al in 1910 zo mooi verwoordde: ‘Tussen droom en daad staan wetten in de weg, en praktische bezwaren’.

Het ontwikkelingsperspectief voor MT- en LT-warmtenetten is uitstekend

Van Polen licht toe: ‘Het perspectief ligt breder dan alleen warmte. Diversificatie van bronnen voor warmte vanuit elektriciteit of collectieve opties kan een rol spelen. De vraag is alleen wat sneller gaat. Individuele opties staan op gespannen voet met collectieve oplossingen. Daarbij zal het verdringingseffect in de nabije toekomst groter worden: wie eens een warmtepomp en zonnepanelen heeft aangeschaft, wil geen aansluiting op een warmtenet. En als minder mensen in een wijk voor een warmtenet kiezen, dan wordt dat mogelijk niet rendabel. Wat bij warmtenetten voor onzekerheid zorgt, zijn de kosten, waarvan de onrendabele top door subsidies wordt afgedekt. Maar wie plukt daarvan de opbrengsten? En wat krijgen eindgebruikers daarvoor terug? Hoe dan ook: je moet het goed aan de goegemeente kunnen uitleggen.’ Gebouwtype en locatie zijn bepalend. ‘De nationale kosten van warmtenetten zijn lager in gebieden met een hoge warmtedichtheid’, vervolgt Van Polen. ‘Appartementen of flats met blokverwarming kunnen makkelijker op stadsverwarming overschakelen, omdat je hier inpandig minder hoeft aan te passen. Een andere optie is een collectieve warmtepomp die de temperatuur voor een groot aantal aansluitingen naar ruim 65 °C opkrikt. Bij LT- of ZLT-warmtenetten met tussen de 100 en 3.000 aansluitingen, vaak door energiecoöperaties gerund, behoren individuele warmtepompen in combinatie met collectieve warmtepompen tot de mogelijkheden. Bij verspreide huizen met een lage warmtedichtheid is een warmtenet wegens de kosten minder geschikt. Daar kan je beter goede isolatie en warmtepompen toepassen.’ 

Nieuwe warmtenetten

Inmiddels dient een nieuwe generatie warmtenetten zich aan, niet gevoed door fossiele bronnen, maar vanuit restwarmte of door middel van afvalverbranding. Hun aandeel is nu nog klein, maar wel stijgend. Het meeste potentieel ligt bij geothermie en aquathermie (oftewel de broertjes TEO, oppervlaktewater, en TED, drinkwater, en hun zusje TEA, afvalwater). Van deze drie heeft TEO in een waterrijk land als het onze de beste kansen en wordt met 81 projecten, en een aantal in de pijplijn, ook verreweg het meeste toegepast. In tegenstelling tot aardwarmte levert aquathermie thermische energie op 25 °C (ZLT) dat door warmtepompen – collectief of individueel – tot het gewenste temperatuurniveau voor ruimteverwarming wordt opgekrikt. ‘Op zich zijn er voldoende duurzame bronnen om onze warmtetransitie mogelijk te maken’, zegt Van Polen. ‘Collectieve besluitvorming is echter een moeilijk proces. Met moderne, kleinschalige LT-warmtenetten valt dat beter te doen, zolang er voldoende transparantie is. Wel blijkt het een puzzel om het potentieel goed in kaart te brengen.

Welk deel is waardevol, hoe ga je dat naar gebouwtype ontsluiten? Warmtepompen, individueel of collectief, zijn essentieel voor dergelijke netten. Ook dien je te letten op de waterinfrastructuur en mogelijke effecten op de natuur.

Energie uit vijvers

Jessica Doorn weet daar wel het een en ander vanaf. Naast projectleider ‘Warm door Water’ bij Natuur en Milieufederatie Utrecht, is ze vicevoorzitter van energiecoöperatie Soester Energie. In 2023 hebben vrijwilligers een warmtepomp in een kinderboerderij geplaatst, gevoed met warmte uit de nabijgelegen vijver, een van de vier in de wijk Overhees. In 2025 volgde succesvolle aansluiting van drie voorbeeldwoningen op een warmtewisselaar in de sloot achter de huizen naar drie warmtepompen. Dat werd de opmaat tot de ontwikkeling van een veelomvattend plan van Soester Energie om ruim 1.100 – en op termijn 2.400 – woningen in de wijk van warmte te voorzien.

‘Het haalbaarheidsonderzoek is inmiddels succesvol afgerond’, verduidelijkt Doorn. ‘Wij willen een slim energie-systeem met wko’s op 150 m diep onder de vijvers en all-electric warmtepompen voor elke woning. Die worden later aangeleverd door ons warmtebedrijf – nu in oprichting – waarvoor de afnemers enkel de kosten voor warmte hoeven te betalen. De vijvers leveren de brontemperatuur van 10 tot 15 °C: ’s winters voor de ruimteverwarming, ’s zomers voor koeling. Dat is dan niet alleen voor woningen, maar ook voor supermarkten en scholen in de wijk. De brontemperatuur krikken we met behulp van de wko’s en warmtpompen modulair op. De warmtepompen bufferen warmte op 70 °C tijdens de daluren op het stroomnet, waardoor we de warmte voordelig kunnen opwekken en pieken op het stroomnet worden vermeden.’ De haalbaarheid van het project schuilt met name in slimme aansturing van individuele warmtepompen. Dat heeft men afgekeken van proeftuin ‘De Hilversumse Meent’ waar 17 woningen uit de jaren ’80 en ’90 dankzij koppeling op een kleinschalig warmtenet zijn aangesloten. Doorn licht toe: ‘Netcongestie wordt voorkomen door slimme aansturing van de warmtepompen via een datakabel en stroomkabel per straat, gemiddeld acht woningen. Voor het bedrijfsmodel hebben we recentelijk een lening voor projectontwikkeling gekregen. Daarna zijn de kosten inzichtelijk. Als voorwaarde hebben we voor het NMDA-principe gekozen: eindgebruikers moeten zo min mogelijk investeringskosten ophoesten.’ Isolatie van de woningen, gebouwd tussen 1970 en 2000, is wel noodzakelijk. Om de exploitatie van het toekomstige warmtenet voor elkaar te krijgen, gaan vrijwilligers, waaronder Doorn, de woningen straat per straat langs. Letterlijk. ‘Isolatie is een ‘no regret’ optie’, zegt ze. ‘Voor tussenwoningen is die vaak gratis dankzij subsidie van de gemeente. In principe kunnen we door deze aanpak alle mensen in de wijk voor het warmtenet meekrijgen. Wel staat er nog een aantal vragen open, bijvoorbeeld of de ISDE-subsidie vol doende is voor de aanschaf van een warmtepomp. Verder zijn we in gesprek met de gemeente over de vergunningen. De leidingen van het warmtenet willen we op meer dan 2 m diep boren in plaats van te graven. Dat levert minder overlast voor de inwoners op en is voordeliger.’ Een punt van aandacht voor aquathermie, althans in deze vorm, zijn de effecten van warmte-onttrekkingen aan de waterlichamen, lees: de vijvers. Extraqt, een Vlaams bedrijf dat in aquathermie is gespecialiseerd, zal op termijn de koudelozingen in de vijvers in een 3D-model doorrekenen en visualiseren. Bezorgd over een ‘koudeschok’ is Doorn nauwelijks. ‘De waterkwaliteit van de vijvers is slecht’, vertelt ze. ‘Dat zegt ook waterschap Vallei en Veluwe. Er zitten veel nutriënten in en tijdens lange, hete perioden bloeit giftige blauwalg op. We hebben het meegemaakt. Met koudere temperaturen en stroming in de vijvers zorgen we voor een betere waterkwaliteit en daarmee voor het waterleven. Ook kunnen we aanvullende maatregelen nemen voor de waterzuivering, bijvoorbeeld het plaatsen van helofytenfilters tegen de oevers.’

warm-04Potentieel duurzame bronnen - geraamde potentiëlen van warmtebronnen en -technieken en een indicatie van hun maximale aandeel in de bronnenmix bij een warmteproductie van 250 PJ (bron: Ministerie van Klimaat en Groene Groei).

Nieuwe warmtewet

Veel partijen, waaronder Netbeheer Nederland, de NVDE en Stichting Warmtenetwerk zijn blij dat de warmtewet (Wet collectieve warmte of WCW), na jaren van soebatten, op 3 juli 2025 eindelijk door het parlement is aangenomen, omdat de lange periode van onduidelijkheid over de wet de ontwikkeling van de energietransitie aanzienlijk heeft vertraagd. Zowel nieuwe als bestaande warmtenetten komen, na een overgangsperiode, voor meer dan 50 procent in publieke handen: gemeenten, VvE’s en/of energiecoöperaties. Netbeheer Nederland staat positief tegenover de nieuwe WCW. Geen wonder: meer warmtenetten zorgen voor minder druk op het elektriciteitsnetwerk. Netcongestie is al jaren een hardnekkig probleem door de sterke groei van duurzame energiebronnen (Nederland had vorig jaar het grootst aantal pv-panelen per EU-inwoner). De WCW geeft duidelijkheid over de rollen. Staatsbedrijf Energiebeheer Nederland zal gemeenten ondersteunen bij de opbouw van publieke warmtenetten, de ACM gaat toezien op het bepalen van redelijke prijzen en netwerkbedrijven worden de partner voor lokale partijen die kennis en ervaring uitwisselen. De NVDE is verheugd dat de impasse nu is doorbroken. Bij publieke partijen in hun geledingen bestaat veel waardering voor de WCW, bij private partijen minder. Volgens de laatsten geeft de wet te weinig perspectief aan financiers en gaat de investerings- en uitvoeringskracht achteruit. ‘Warmtenetten hebben bronnen nodig’, stelt de NVDE. ‘Bronontwikkeling en afname zijn aan elkaar gelieerd. Momenteel ontbreekt de balans in de WCW tussen het borgen van de betaalbaarheid van duurzame bronnen in relatie met de beoogde wettelijke CO2 -normen.’ Tjark de Lange hoopt dat de WCW voor versnelling van de uitrol van warmtenetten zal leiden. Sinds eind 2024 is hij voorzitter van Stichting Warmtenetwerk, opvolger van Ernst Japikse. ‘Over het doel – meer warmtenetten – is geen discussie’, zegt hij. ‘Door de trage besluitvorming is die ontwikkeling echter gestopt. Bedrijven wisten niet waar ze aan toe waren. Door de prijs via de wet te regelen en de voordelen voor bewoners te benadrukken, keren we de negatieve beeldvorming om, bieden we een stevig kader aan betrokkenen en zorgen we voor vertrouwen. Niet langer wordt het warmtetarief aan de prijs van gas gekoppeld. De kosten voor aanleg komen niet volledig bij de gebruikers te liggen, lasten gaan we collectief dragen. Dat is veel rechtvaardiger.’ Volgens De Lange kunnen grote warmtebedrijven de omslag naar duurzame bronnen goed maken. ‘Onze sector is creatief genoeg om alternatieven aan te boren’, besluit hij. ‘Denk aan geothermie, nu al vaak toegepast in de glastuinbouw, aan restwarmte of aan aquathermie. Water is er ruim voldoende. Als een bron duurzaam is, gaat die decennia mee. Ook het ontwikkelingsperspectief voor MT- en LT-warmtenetten is uitstekend. Afhankelijk van de context kunnen kleinere netwerken een passende rol vervullen in de regie over de warmtevoorziening, naast de bestaande grotere infrastructuren. Dat is simpel en doeltreffend.’

Financiële voordelen

De slimme energievoorziening van RET biedt voordelen op meerdere fronten:

  • Lagere investeringskosten - Door piekbelastingen effectief te reguleren met flexibele oplossingen zoals de Energiebank, is een zware aansluiting op het Stedin-netwerk overbodig.
  • Verbeterde energie-efficiëntie - Slimme opslagtechnologieën en het hergebruik van remenergie minimaliseren energieverliezen en optimaliseren het verbruik.
  • Duurzaamheid - Het inzetten van lokaal opgewekte duurzame energie draagt bij aan een aanzienlijke verlaging van de CO2-uitstoot binnen het openbaar vervoer.
  • Hoge mate van flexibiliteit - Dankzij het mobiele karakter van de Energiebank en de veelzijdigheid van EOV-hubs is het systeem eenvoudig schaalbaar en aanpasbaar aan veranderende energiebehoeften.

RET-aanpak voorbeeld voor andere steden en OV-operators

RET werkt nauw samen met externe partijen om deze visie te realiseren. Gemeenten, bedrijventerreinen en zelfs Stedin als netbeheerder hebben interesse getoond. ‘Hoewel we geen concurrent zijn van Stedin, kunnen we wel tijdelijke oplossingen bieden waar zij niet direct kunnen leveren’, benadrukt Vliegenthart.
Subsidies van het Ministerie van Economische Zaken, decentrale overheden en Europese programma’s spelen een belangrijke rol in de financiering van dit soort projecten. ‘We moeten creatief zijn in het vinden van middelen en partners om deze transitie te versnellen.’
Als OV-bedrijf ziet RET haar nieuwe rol als netbeheerder als een kans om energiebeheer in stedelijke gebieden te transformeren. Volgens Vliegenthart is dit pas het begin: ‘Over tien jaar zal vraag en aanbod zichzelf reguleren. Onze infrastructuur zal dan volledig geïntegreerd zijn met andere netten. Samenwerking wordt de norm.’
Door samen te werken met windmolenparken en andere duurzame energiebronnen, wil RET haar netwerk verder verduurzamen. Bijvoorbeeld door windenergie te gebruiken om batterijen sneller te laden. Deze integratie met externe bronnen zal niet alleen de flexibiliteit vergroten, maar ook bijdragen aan bredere stedelijke en landelijke duurzaamheidsdoelen.

warm-03Dit voorjaar hebben vrijwilligers van Soester Energie een warmtewisselaar in de sloot achter drie voorbeeldwoningen aangesloten op de warmtepompen in deze huizen.

Moderne energienetwerken

De aanpak van RET als netbeheerder met de GDS-status is een interessant voorbeeld van hoe een efficiënt, duurzaam en toekomstbestendig energienetwerk kan worden opgezet binnen stedelijke infrastructuren. Door strategisch gebruik te maken van hergebruikte remenergie, de implementatie van EOV-hubs en de ontwikkeling van een Energiebank, bouwt RET aan een slimmer en flexibeler energienetwerk. Dit innovatieve systeem helpt niet alleen bij het optimaliseren van energiegebruik binnen het openbaar vervoer, maar draagt ook bij aan een bredere energietransitie in de stad. RET test bovendien vooraf allerlei verschillende scenario’s en oplossingen. ‘Bijvoorbeeld om het potentieel van remenergie te maximaliseren’, vertelt Vliegenhart. ‘We gebruiken hiervoor geavanceerde software van Kruch om simulaties uit te voeren, zodat we precies kunnen zien waar en wanneer de meeste energie beschikbaar komt. Deze data gebruiken we om onze infrastructuur verder te optimaliseren.’
Daarnaast speelt samenwerking met externe partners een cruciale rol in de verdere uitrol en opschaling van deze innovaties. Door synergie te zoeken met netwerkbeheerders, energieleveranciers en industriële partners kan RET haar infrastructuur breder inzetten, bijvoorbeeld voor stadslogistiek en elektrisch laden voor derden. Verder maken subsidies en steunprogramma’s vanuit de overheid en de Europese Unie het mogelijk om innovatieve energieoplossingen sneller te realiseren en economisch haalbaar te maken. De RET-aanpak kan dan ook als voorbeeld dienen voor andere steden en OV-operators, die op zoek zijn naar efficiënte en duurzame methoden om hun energienetwerken te moderniseren.

warm-05De vijver bij Balans kinderboerderij De Veenweide (Soest/Overhees).

Bronnen

  • Algemene Rekenkamer, ‘Een koud bad voor warmtenetten – tijd
    voor bijsturing van de warmtetransitie’, Den Haag, 2025.
  • ANP/Binnenlands Bestuur, ‘Strijd over rol lokale overheid bij
    stadsverwarming’, Amsterdam, 2025.
  • Ministerie van Klimaat en Groene Groei, ‘Ontwikkelingsperspectief
    duurzame warmtebronnen’, Den Haag, 2024.
  • Polen S. van, Wetzels W., Beijnum B. van, Poorthuis W., Blok J.,
    ‘Actualisatie startanalyse aardgasvrije buurten 2025’, Planbureau
    voor de Leefomgeving, Den Haag, 2025.
  • Zoethout T., ‘Publiek warmtenet: markt furieus, coöperaties
    verheugd’, Duurzaam Gebouwd, Zwolle, 2022.

Tekst: Tseard Zoethout 
Fotografie: Eric de Vries, iStock/RDphotos, Stephanie Bosma (Natuur en Milieufederaties), Ben Zeypveld

Meer weten over innovatieve technieken en ontwikkelingen?
Meld u dan nu aan voor onze gratis nieuwsbrief