VV03 cover 600
Juli 2022

Sociale ­aspecten cruciaal voor ­welslagen ­energietransitie

Wat stimuleert burgers en wat remt af?

26 01

In het kader van de energietransitie worden er op technisch vlak bergen verzet. Technische oplossingen alleen zijn echter niet voldoende. De praktijk leert dat draagvlak onder de beoogde gebruikers en aansluiting bij hun wensen en behoeften minstens zo belangrijk zijn als het gaat om acceptatie en het juiste gebruik ervan. TNO heeft de afgelopen jaren veel onderzoek gedaan naar sociale aspecten om kennis te ontwikkelen over zaken die mensen stimuleren of juist afremmen.

TNO ontwikkelt al langer kennis over het motiveren en betrekken van mensen bij de energietransitie. Maar ook over de wijze waarop overheid en burgers samenwerken of waar het gaat om de relatie tussen bedrijven en omwonenden. Tevens is het gedrag van burgers onderling een interessant onderzoeksgebied dat inmiddels is betreden.
Drs. Nicole de Koning, consultant Human Behaviour bij TNO: ‘Deze onderzoeken leveren belangrijke inzichten op die nodig zijn om ten eerste draagvlak te creëren voor de energietransitie en ten tweede deze te versnellen. De overgang van een wereld waarop we veel fossiele brand- en grondstoffen gebruiken naar een duurzame energiehuishouding is namelijk niet alleen afhankelijk van technische innovaties. Minimaal zo belangrijk zijn de sociale aspecten die deze technische innovaties kunnen maken of breken.’
‘Hoe komt het bijvoorbeeld dat er een groep mensen bestaat die niet kan wachten om nieuwe technologieën in te zetten op het gebied van duurzame energie – bijvoorbeeld CO2-opslag of het aardgasvrij maken van wijken – terwijl een andere groep zich juist maximaal verzet? Door onderzoek te doen naar de achterliggende oorzaken van dit gedrag, krijgen we meer inzicht en hiermee hopelijk ook de informatie om barrières richting een fossielvrije toekomst weg te nemen.’

Versnelde energietransitie

Hoe belangrijk deze sociale component is, blijkt onder meer uit een whitepaper die TNO schreef om aan te geven wat er nodig is om de klimaatdoelstellingen te halen. Hierin zijn voor een aantal dominante sectoren opties gegeven om de huidige ontwikkeling te versnellen. Ook is per sector vastgesteld op welke kennisvragen nog een antwoord nodig is. Katharina Andrés, adjunct onderzoeksmanager bij TNO: ‘Uit dit overzicht blijkt dat de sociale aspecten – acceptatie/gedrag – nog veel aandacht behoeven. Voor elke sector – ook voor de gebouwde omgeving – staat deze op minimaal oranje en soms zelfs op rood.’

26 02Inspiratieplaat participatie.

Windpark

De mogelijke rol van sociale aspecten wordt concreter in het onderzoek ‘Beleving windenergie op land, inzichten uit vier windparken’. TNO voerde het onderzoek uit in opdracht van het ministerie van EZK en zocht daarbij naar antwoord op de vraag hoe bewoners windparken in hun omgeving ervaren. Dit onderzoek is gestart vanwege de maatschappelijke onrust die eerder ontstond bij de ontwikkeling van bepaalde windparkprojecten. De omgeving verzette zich en bij sommige windparken was veel aandacht in de media en vanuit de politiek.

Om deze vraag te beantwoorden werden twee onderzoeksvragen geformuleerd:
1. Welke factoren bepalen hoe omwonenden (de ontwikkeling van) een windpark in hun directe leefomgeving ervaren?
2. Wat zijn de project-specifieke contextfactoren (onder andere de historie en de relaties tussen en betrokkenheid van verschillende belanghebbende partijen in het gebied) die de beleving beïnvloeden?

De eerste doelstelling is onderzocht met een vragenlijst die is ingevuld door de omwonenden van vier verschillende windparken, waarmee naar hun beleving werd gevraagd. Om de context van de vier verschillende windparken te schetsen, is een aantal kwalitatieve semigestructureerde interviews met belanghebbende partijen per windpark gehouden. Deze kwalitatieve interviews zijn ondersteunend aan de resultaten en conclusies van het vragenlijstonderzoek.
Drs. Ruben Peuchen, onderzoeker bij TNO Energy Transition en medeauteur van het rapport: ‘Het eerste deel van het onderzoek geeft aan dat er een verschil is tussen de belangen van gemeentes en provincies (duurzaamheidsdoelstellingen) en de betreffende bewoners. De laatste groep heeft het idee dat zijn belangen niet opwegen tegen die van gemeente en provincie en voelt zich onrechtvaardig behandeld. Het is dus een uitdaging om de belangen van verschillende stakeholders te verenigingen.’
‘Bij de onderzochte windparken lijkt het goed te werken om vroegtijdig duidelijkheid te scheppen in de doelstellingen en in de mate van inspraak van bewoners in het realiseren hiervan. Bewoners betrekken dus. Uit dit onderzoek blijkt verder dat er bij alle windparken een groep die op relatief korte afstand van het windpark woont of woonde, overlast ervaart en een negatieve beleving van het windpark houdt na de realisatie.’

Aanbevelingen

Vervolgonderzoek moet uitwijzen welke zorgen en bezwaren er precies spelen bij de bewoners die dichtbij de windmolens wonen en welke rol zij hebben in het proces. De aanbevelingen die het rapport doet richting regionale en lokale bestuurders zijn bedoeld om het betrekken van bewoners en de informatievoorziening te verbeteren.

Samengevat luiden de aanbevelingen:
• Houd rekening met weerstand tijdens het proces en organiseer een tijdige gebiedsdiagnose.
• Houd rekening met belangrijke voorspellers van de beleving van bewoners; de houding tegenover de windparken vóór de realisatie, de verdeling van de lusten en lasten (distributieve rechtvaardigheid), landschappelijke inpassing, en de afstand tot de windturbine(s)
• Hanteer een divers participatiepalet dat aansluit bij de behoeften van bewoners en neem een actieve en flexibele houding aan tijdens participatieproces
• Neem een responsieve houding aan om het gesprek met bewoners gaande te houden.
• Besteed voldoende aandacht aan de verdeling van lusten en lasten.
• Richt voldoende tijd en ruimte in voor het bepalen van de besteding van een omgevingsfonds.
• Zorg voor een collectieve kennisbasis door daar gezamenlijk aan te werken.

26 03Geen of onzorgvuldige bewonersparticipatie kan een project ­vertragen of in het slechtste geval zelfs stoppen.

Bewonersparticipatie

Het ‘betrekken en vroegtijdig informeren van de bewoners’ – of kortweg: bewonersparticipatie – klinkt logisch, maar is in de praktijk niet eenvoudig. Een ander onderzoek over bewonersparticipatie geeft bijvoorbeeld aan dat burgers niet alleen geïnformeerd willen worden, maar ook breed willen participeren in de effecten die de energietransitie hebben op hun directe omgeving. Zij snappen dat veranderingen in de woning, wijk en omgeving noodzakelijk zijn om de doelstellingen rondom energiebesparing te halen, maar bewoners willen daar dan wel een bepaalde invloed op kunnen uitoefenen. Wanneer dit onzorgvuldig gebeurt, kan dit leiden tot zorgen, discussies en een verwijdering van burgers ten opzichte van initiators van projecten. Hierdoor kan het project vertragen of in het slechtste geval zelfs worden afgeblazen.
Peuchen: ‘TNO onderzoekt in dit kader onder meer welke rol plaatshechting, lokale wederkerigheid, de geschiedenis van een gebied, vertrouwen van bewoners in de lokale overheid en de houding ten opzichte van duurzame energie voor bewoners een rol spelen. Op basis van deze en andere internationale wetenschappelijke inzichten en praktijkmethoden hebben we inmiddels de mogelijkheid om gemeenten met een aantal actielijnen praktisch toe te rusten om die regierol bij de participatie op zich te nemen. Samen met adviesbureau TwynstraGudde zijn deze actielijnen gevisualiseerd in een zogenaamde inspiratieplaat en gekoppeld aan een aantal lessen. De inspiratieplaat is zo opgesteld dat gemeenten er vanuit verschillende startpunten en kennisniveaus mee aan de slag kunnen.’
‘Deze plaat geeft onder meer aan dat het in de voorbereidingsfase belangrijk is om de verantwoordelijkheden duidelijk te beleggen, om zo de behoeftes per partij boven tafel te krijgen. Gemeentes moeten voor zichzelf vooraf duidelijk hebben wat de invloed van het participatietraject op de besluitvorming mag zijn en hoe belangrijk zij de inbreng van inwoners daarbij vinden. In alle gevallen is het een tijdsintensief proces dat invloed heeft op de mate van regie die gemeenten in het proces kunnen uitoefenen. Het is goed om deze verschillende participatiemethoden te gebruiken en aandacht te besteden aan het betrekken van verschillende doelgroepen. Zo kunnen bewoners met een smallere beurs gebaat zijn bij een gesprek over energiearmoede. En kunnen jongeren een positief geluid laten horen in de discussie rondom de energietransitie. Combineer daarbij de participatieprojecten die al voor de RES zijn opgestart of hier parallel aan lopen.’

Bewoners willen niet alleen geïnformeerd worden, maar ook breed participeren

Minder consumeren

Om de energietransitie te versnellen is tevens van belang dat de consument zijn consumptie van klimaatbelastende producten en diensten verlaagt. Geen eenvoudig vraagstuk, omdat de consumptie van klimaatbelastende activiteiten, zoals vliegen, autorijden en producten kopen, vooralsnog alleen maar groeit. De consument zal zijn gedrag dus moeten aanpassen, maar hoe?
Ir. Joost Gerdes, onderzoeker bij TNO Energy Transition: ‘Het aanpassen van het maatschappelijk systeem is een belangrijke voorwaarde om de klimaatdoelen te kunnen behalen. Ook burgers hebben een rol te spelen bij systeemveranderingen. Een onderzoek dat TNO in dit kader uitvoerde, richtte zich op de vraag of er draagvlak zou zijn voor een systeem waarbij burgers gezamenlijk een maximale hoeveelheid CO2 mogen uitstoten. Deze hoeveelheid wordt dan jaarlijks verlaagd om mensen op deze manier te dwingen na te denken over al hun acties die leiden tot CO2-uitstoot en hierin bewuster keuzes te maken. Dit zou een aanvulling kunnen zijn op voortgaande ontwikkelingen die de uitstoot verlagen, zoals efficiëntieverbetering en meer hernieuwbare energie. Het onderzoek geeft aan dat hiervoor een draagvlak is wanneer bedrijven meer voor hun uitstoot zouden betalen dan ze nu doen. De uitvoerbaarheid is mogelijk een struikelblok.’
Het draagvlak voor een dergelijk persoonlijk emissiehandelssysteem is onderzocht via een enquête. Ruim 1.200 respondenten kregen een fictief persoonlijk emissiehandelssysteem voorgelegd. In dit systeem leveren mensen persoonlijke emissierechten in voor energie in huis, autobrandstoffen, vlees en vliegtickets. Verder krijgen huishoudens jaarlijks gratis emissierechten die voldoende moeten zijn voor een gemiddeld huishouden van die samenstelling.
Ondanks het gunstige effect leert het onderzoek dat het draagvlak voor een dergelijk systeem met 36 procent matig is. Zeker wanneer dit resultaat wordt vergeleken met andere maatregelen, zoals energiebesparing en het inzetten van hernieuwbare energie; voor deze maatregelen bestaat een draagvlak van meer dan 90 procent.

26 04Bewoners willen niet alleen geïnformeerd worden, maar juist ook betrokken worden in de effecten die de energietransitie hebben op hun directe omgeving.

Belang eerlijk beleid

Verder toont het onderzoek een verschil in draagvlak voor de uiteenlopende producten en diensten die in het voorgestelde systeem worden meegenomen. Voor vervoer is het meeste draagvlak: 59 procent is er vóór om vervoer met auto en vliegtuig onderdeel te maken van het persoonlijk emissiehandelssysteem. Voor verwarming en elektriciteit als onderdeel van het persoonlijk handelssysteem is het minste draagvlak (46 procent is voor). Waar gedragsverandering als abstract begrip nog zeer breed gedragen wordt, is er minder draagvlak voor verandering van concrete gedragingen. Dit zou te maken kunnen hebben met het feit dat deelname aan het voorgestelde systeem niet vrijwillig is, maar verplicht.
Het onderzoek gaf ook aan dat gebruiksvriendelijkheid een minder belangrijke voorwaarde is dan de eerlijkheid van de verdeling van de punten. Van de respondenten blijft eenzelfde deel positief over het voorgestelde systeem als ‘het niet te veel gedoe is’ en 51 procent ziet zo’n systeem wel zitten als de rechten eerlijk worden verdeeld.
Gerdes: ‘Zeer opvallend is dat bij een variant waarbij bedrijven meer voor hun CO2-uitstoot betalen dan ze nu doen, zelfs twee derde (67 procent) positief is over een persoonlijk emissiehandelssysteem. Dit geeft aan hoe belangrijk het is dat mensen het beleid als eerlijk ervaren. Niet alleen tussen mensen onderling, maar ook tussen mensen en bedrijven. Het idee is vaak dat de verantwoordelijkheid voor klimaatactie wordt afgeschoven op burgers en dat bedrijven worden ontzien. Ook noemen mensen deelname van andere landen als factor om positiever te staan tegenover de invoering van een persoonlijk handelsemissiesysteem. Hetzelfde geldt voor rekening houden met inkomen, kwetsbare groepen of bijzondere omstandigheden.’

‘Welke behoeften en wensen adresseer je in nieuwe energie-producten en -diensten?’

Energie communities

Volgens De Koning spelen ook zogenaamde ‘energie communities’ een belangrijke rol in het versnellen van de energietransitie; bijvoorbeeld ten aanzien van het aardgasvrij maken van woningen. ‘Het zijn gemeenschappen die vaak andere doelen hebben dan financiële winst. We onderzoeken hoe deze communities proposities kunnen ontwerpen en aanbieden die aansluiten bij de waarden van bewoners; bijvoorbeeld autonomie, verbondenheid, comfort en plezier. Daarnaast onderzoeken we vraagstukken rondom burgers: waarom en wanneer adopteren mensen bepaalde energieproducten en -diensten wel of niet? Welke behoeften en wensen adresseer je in nieuwe energieproducten en -diensten? En hoe ontwerp en evalueer je deze nieuwe producten en diensten met de gebruikers door middel van engagement strategieën en co-creatie?’
Resultaten van dit type onderzoek zijn onder meer te vinden in het rapport ‘De kracht van het collectief’. De uitkomsten zijn van belang voor de gemeenten, bedrijven en andere stakeholders die plannen maken voor of al aan de slag zijn met het aardgasvrij wonen. Voor een goed inzicht heeft TNO, onder meer door vraaggesprekken met leden van het bestuur van collectieven, een analyse gemaakt van succesfactoren en knelpunten die collectieven ervaren. Hieruit blijkt dat collectieven aan de slag gaan met het voorbereiden en uitvoeren van verschillende plannen voor energie en leefbaarheid. Zij maken hierbij gebruik van hun kennis over datgene wat bewoners belangrijk vinden bij aardgasvrij wonen en wat er verbeterd moet worden in de kwaliteit van de leefomgeving.
De Koning: ‘De connectie met de bewoners komt in dit onderzoek naar voren als een belangrijke kracht van collectieven. Door te werken vanuit een doelstelling die aansluit bij de bewoners, kan het collectief het draagvlak vergroten en rekenen op steun. Op basis van ‘de kracht van het collectief’ heeft TNO negen succesfactoren en tien knelpunten in kaart gebracht. Deze betreffen onder meer de samenwerking met gemeentes en het beschikken over structurele financiering.’
‘Het grote aantal onderzoeken dat TNO inmiddels heeft uitgevoerd in combinatie met studies van derden, biedt steeds meer inzicht in alle factoren die – buiten werkende techniek – van belang zijn om het tempo waarin de energietransitie zich voltrekt, te verhogen. Op basis van deze inzichten en kennis zijn inmiddels handvatten ontwikkeld waarbij de mens centraal staat in de energietransitie.’

Download hier het volledige rapport.

Tekst: ing. Marjolein de Wit - Blok
Fotografie: iStock, TNO