VV03 cover 600
September 2022

Warmtevraag en plaats cruciaal voor warmtenet

Warmtenet-01-iStock-486720380-600x400

Warmtenetten zijn er in soorten en maten. Vooral de middentemperatuur (MT)-netten met een hoge vraag en dichte bebouwing zijn de laatste jaren in opkomst. Wijzigend rijksbeleid en aanzienlijke investeringen maken het voor ontwikkelaars, woningcorporaties en gemeenten echter ingewikkeld. Samenwerking en goede communicatie met de bewoners, zowel met kopers als huurders, kan veel problemen wegnemen.

Warmtenetten hebben in Nederland bijna een eeuw geschiedenis achter de rug. In 1923 werd het eerste stadsverwarmingsnet aangelegd in Utrecht, gevoed door koelwater van de elektriciteitscentrale, later overgenomen
door de grote centrale aan het Merwedekanaal en in 1956 WARMTEVRAAG EN PLAATS CRUCIAAL VOOR WARMTENET
ook vanuit die van Lage Weide (het warmtenet bestaat nog steeds). Tijdens de wederopbouw, maar vooral in de jaren ’80 van de vorige eeuw, groeiden de warmtenetten in grootte en aantal. De warmtebronnen waren fossiel (met name uit aardgas) of bestonden uit industriële restwarmte en biomassa (ook als bijstook in elektriciteitscentrales). Uit de aard der zaak waren dit grootschalige netten (meer dan 5.000 aangesloten verbruikers) met hoge temperaturen (HT) die, in handen van grote energiebedrijven, ook nu nog warmte leveren aan wijken in de grote steden. De bron van een HT-net ligt ruim boven de 100 °C, het afgiftesysteem bij de gebruiker boven de 80 °C. Circa 4 procent van de Nederlandse huishoudens is op dit moment aangesloten op een dergelijk HT-net, denk aan het warmtenet Rotterdam, dat van Amsterdam of van Dordrecht. Vanaf de eeuwwisseling zijn er steeds meer kleinschalige warmtenetten bijgekomen, vele duizenden verspreid over het land, die in eigendom zijn van verschillende aanbieders (van energiebedrijven tot corporaties en van verenigingen van eigenaren tot andere partijen). Tegelijkertijd zijn deze warmtenetten meer divers van karakter dan de oude, grootschalige warmtenetten: in veel gevallen functioneren ze op MT- en LT-bronnen (75, respectievelijk 55 °C). Ook worden andere bronnen toegepast: laagwaardige restwarmte, bodemenergie of zonthermie (of een combinatie ervan). Vervolgens moet de aanvoertemperatuur met behulp van warmtepompen worden opgekrikt naar circa 65 °C op het afgiftesysteem naar wijken, woningen en panden om legionella tegen te gaan. De laatste ontwikkeling zijn ZLT-warmtenetten met aquathermie als bron.

Bij de aanleg  van MT-netten  is er de keus uit  s

Leidingen

Voor MT-warmtenetten geldt als vuistregel: hoe groter het verschil tussen de aanvoertemperatuur en het afgiftesysteem, des te gunstiger wordt de businesscase van het warmtenet. Volgens de handleiding van TKI Urban Energy bepaalt dit namelijk de diameter van de leidingen. Hoe groter het verschil, des te kleiner de diameter. Daardoor hoef je minder te pompen en treden minder warmteverliezen op terwijl de investeringen ook lager uitvallen. Maurice Verhulst, directeur van Weijers-Waalwijk, geeft duiding aan de laatste ontwikkelingen. Weijers-Waalwijk is sinds de jaren ’80 van de vorige eeuw gespecialiseerd in leidingsystemen voor ondergronds warmte en koude transport. Verhulst zit sinds vier jaar in het bestuur van Stichting Warmtenetwerk en al vanaf het begin in de programmaraad techniek van de stichting. ‘HT-netten zijn niet langer toekomstbestendig’, zegt hij. ‘Hun bronnen zijn veelal fossiel waar we tegenwoordig zo snel mogelijk vanaf willen. Hoe groter de afstand tussen bron en eindgebruiker, des te meer treedt er warmteverlies op. Daarom zijn hoogwaardige, optimaal voorgeïsoleerde leidingsystemen ook zo belangrijk. De onze hebben de laagste lambda-waarde en dus de laagste warmteverliezen. Bij de aanleg van MT-netten heb je de keus uit stalen of kunststof leidingen.’ De expert zoomt in. ‘De diameter van stalen leidingen loopt uiteen van 25 tot 1.000 mm terwijl kunststof tot 160 mm kan hebben. Het financiële omslagpunt ligt bij ongeveer 75 mm. De aanleg van kunststof leidingen is aanzienlijk goedkoper. Je kan de buis veel makkelijker om ondergrondse obstakels loodsen en expansielussen zijn ook niet nodig. Dat scheelt de helft in de arbeidskosten. Er komen dan ook steeds meer kunststofleidingen met kliksystemen op de markt. Bij MT-netten kan je daarmee 10 tot 20 procent op de totale investeringen besparen. Door meer flexibiliteit in de nieuwe generatie kunststofleidingen wordt de aanlegsnelheid verhoogd en worden de kosten verder teruggedrongen.’ ‘Technische invulling van warmtenetten is geen probleem meer, maar de grote vraag is: waar haal je de warmte voor MT-netten vandaan? Woningen van voor de jaren ’90, het grootste deel van de voorraad, zal je eerst beter moeten isoleren voordat je van cv-ketels naar levering door een MT-warmtenet overstapt. Dat vergt in veel gevallen aanpassingen aan de woning. Toch hebben MT-netten de toekomst.’

Beperkingen warmtenet

Anne Marie van Osch, deeltijd ambtenaar duurzame energie bij gemeente Almere en energieadviseur voor overheden, schetst de ontwikkeling in de grootste stad van Flevoland. ‘Als je voor een warmtenet kiest, moet er een badkuip aan geld voor de aanleg in, die je pas in de loop van de tijd terugverdient’, zegt ze. ‘Na de oliecrisis legden we een stadswarmtenet aan, gevoed door restwarmte van een gascentrale. Helaas hebben we in de jaren ’80 weer een stadsdeel op aardgas gezet, de geleerde lessen waren vergeten. Na de eeuwwisseling, toen de stad nog verder werd uitgebreid, zijn we weer verder gegaan met stadswarmte, bijvoorbeeld voor Almere-Poort. In dezelfde tijd voerde de overheid de splitsingswet in: netbedrijven kwamen los te staan van energieleveringsbedrijven. Voor warmtenetten is toen landelijk besloten dat alles in één hand gehouden moest worden, dus geen splitsing en alles aan de markt overlaten. Ik vind dat we algemene nutvoorzieningen bij de overheid moeten houden.’ Voor ruimteverwarming en tapwater in goed geïsoleerde woningen die na de jaren ’90 zijn gebouwd, staan volgens Van Osch twee routes open: warmtepompen of een warmtenet. Er zit echter een addertje onder het gras. De energieadviseur: ‘Het verraderlijke is dat mensen in de loop der tijd steeds meer tapwater gaan gebruiken. Natuurlijk zijn er verschillen: een oudere zal wellicht één keer per week douchen en de rest van de tijd een washandje gebruiken terwijl een puber soms meerdere keren per dag onder de douche staat. Grosso modo kan je echter wel zeggen dat als de douchekoppen, jaar op jaar, één centimeter voor luxe en comfort groter worden, de tapwatervraag zal blijven stijgen. Daarnaast zijn er bij LT-netten zorgen over legionellavorming, waardoor aanvullende maatregelen als boosters bij de boiler noodzakelijk zijn.’

Betaalbaar verduurzamen

Ondertussen breken beleidsmakers bij woningcorporaties zich het hoofd over hoe ze duurzame warmtenetten betaalbaar kunnen krijgen. Dat gaat zowel op voor de investering op woningniveau als op de energierekening van de huurders. Weliswaar wordt de verhuurdersheffing voor corporaties volgend jaar afgeschaft en komt er daarmee jaarlijks 1,7 miljard euro vrij, maar de investeringsruimte voor verduurzaming is nog steeds behoorlijk beperkt. ‘Sommige corporaties’, zegt Van Osch, ‘hebben genoeg in kas om duurzame maatregelen wijk voor wijk door te voeren, een groot deel niet. De verhouding tussen het geld dat vrijkomt en de noodzakelijke investeringen is 10:1. Tevens zijn de kosten voor nieuwbouw sinds 2018 met tientallen procenten gestegen. Ze hebben geen pleister nodig maar een compleet verband.’ Eén van de corporaties waarvan de investeringsruimte in grote mate afhankelijk is van de vrijkomende verhuurdersheffing, is KleurrijkWonen. De corporatie bezit circa 15.000 woningen in de regio’s Rivierenland (Gelderland) en Alblasserwaard-Vijfheerenlanden (Zuid-Holland). KleurrijkWonen heeft drie kleinschalige warmtenetten, elk goed voor een paar honderd woningen: in de eco-wijk EVA Lanxmeer en
Parijsch (Culemborg) en Passewaai (Tiel). EVA Lanxmeer haalt de warmte uit drinkwater van Vitens, Parijsch uit de
gasgestookte wkk-centrale van Ennatuurlijk en Passewaai uit aardwarmte. Samen met de gemeente, de netbeheerder en de energiecoöperatie heeft KleurrijkWonen de haalbaarheid voor een warmtenet van 7.500 woningen in Tiel onderzocht. Dit warmtenet wordt gevoed door meerdere bronnen: restwarmte van een nabijgelegen zoutfabriek, de rivier de Waal, enkele buurtwarmtepompen en wellicht groene geluidsschermen (PVT) langs de A15 en de Betuwelijn. Niek Habraken, programmamanager duurzaamheid bij KleurrijkWonen, licht die plannen toe. ‘Vanaf 2009 zijn we bezig met planmatig isoleren van onze woningen. Daardoor had in 2015 reeds 85 procent een energielabel van A tot C, net niet goed genoeg voor LT-verwarming. Voor deze groep woningen met een energetische ‘middenklasse’ kwaliteit kan een MT-net een betaalbaar alternatief zijn. Dat brengt uitdagingen met zich mee die we alleen kunnen oplossen door goede samenwerking en gelijkwaardige partners. We hebben elkaar nodig, van het warmtebedrijf en de gemeente tot de bewoners. Vooral de bewoners moeten we mee zien te krijgen. Huurders en kopers van onze woningen hebben soortgelijke vragen: wat betekent het voor mijn energierekening, welke investeringen moeten we straks nemen?’ KleurrijkWonen zet in op een MT-net, maar houdt nadrukkelijk de andere opties open. Omdat het commerciële warmtenet in Passewaai (circa 300 huishoudens) slecht functioneerde en jarenlang veel problemen opleverde, hebben warmtenetten in en buiten de regio een slecht imago gekregen. KleurrijkWonen pakt het anders aan, allereerst door goede communicatie, maar ook via een warmtecoöperatie. Habraken: ‘om van aardgas af te stappen, kan een warmtenet een betaalbare en goede oplossing zijn. Dat zullen we altijd vergelijken met de alternatieven: een allelectric wijk of hybride warmtepompen. Daarover gaan we allereerst het gesprek met de bewoners aan. Zo’n communicatietraject heeft tijd nodig. Voor meerdere wijken zitten we nu in de voorfase.’ De corporatie wil het grootschalige warmtenet gefaseerd en modulair – maar wel integraal – gaan aanpakken. ‘Met modulaire warmtesystemen kan je enkele wijken van het aardgas afhalen om ze later aan elkaar te koppelen’, verduidelijkt Habraken. ‘De bronnen hebben ook verschillende kosten: restwarmte van de zoutfabriek, goed voor zo’n 2.000 woningen, is relatief goedkoop terwijl aquathermie uit de Waal veel duurder is. We willen eerst met restwarmte aan de slag gaan en later, afhankelijk van de techniek, met laagwaardige warmte uit de Waal. De investeringskosten zullen we vervolgens over de tijd spreiden zodat alle bewoners, zowel in huur- als koopwoningen, ook in latere fases dezelfde warmteprijs krijgen.’

KleurrijkWonen zet in op een  MT-net, maar houdt n

Moeilijke keuzes

Volgens Hans Reijs brengen warmtenetten moeilijke keuzes met zich mee. Reijs is directeur van Rotterdam Engineering, onderdeel van de UPA (United Pipeline Association) dat in ondergrondse infra is gespecialiseerd. ‘De keuzes voor warmtevoorziening zijn bijzonder groot. Daarmee is ook de vraag naar systeemontwerp en hydraulische/sterkte berekeningen toegenomen’, zegt hij. ‘Gemeenten en woningcorporaties worstelen met de vraag waarvoor ze moeten kiezen: een eigen LT- of MT-energiesysteem voor woningen of de aanleg van een collectief MT- of HT-warmtenet voor een woonwijk. Vanuit de warmtewet is er bovendien geen verplichting om woningen op een warmtenet aan te sluiten. Gemeenten moeten met de handen op hun rug kiezen. Als een beslissing verkeerd uitvalt, worden de beleidsmakers en wethouders daar keihard op afgerekend. Het advies hangt sterk af van de specifieke kennis van de beleidsambtenaar, maar ook wie hem daarin heeft geadviseerd. Pas nadat alle mogelijkheden in kaart zijn gebracht, kan je verfijnen naar de keuze voor HT-, MT- en LT-netten – of combinaties daarvan – en daarop concessies verlenen.’ Vroeger was kiezen gemakkelijker, stelt hij: ‘nutsbedrijven zorgden toen voor aansluitingen op hun eigen water-, elektriciteit- en gasdistributienet. Nu nutsbedrijven geprivatiseerd zijn, wordt steeds meer gekeken of een warmtenet rendabel is. Het probleem is dat de overheid het verdienmodel niet stimuleert terwijl het wel de verplichting tot energieneutraliteit in het beleid heeft opgenomen. Wellicht kunnen gemeenten een voorschot doen. Zij hebben de laatste jaren duidelijkheid gekregen over de mogelijkheden binnen hun gebied. Amsterdam is daar een mooi voorbeeld van. Door het project ‘Middenmeer-Noord’ – herinrichting en rioolonderhoud – komt er straks een MT-warmtenet te liggen terwijl de woningen, in de tussentijd, nog wel op het aardgas aangesloten blijven. De stad investeert hier in de aanleg van een warmtedistributienet dat te zijner tijd aan een nuts- of warmtebedrijf overgedragen kan worden.’ Volgens Reijs roepen veel partijen om warmtepompen voor de woning of om warmtesystemen voor hoogbouw. ‘Daarvoor is een sterke verzwaring van het elektriciteitsnet noodzakelijk. De keuzes voor wijk, dorp of stad kunnen niet alleen bij particuliere initiatieven liggen. Voor de transitie is wel enige regie nodig. Dat kan volgens mij het beste vanuit de markt. Die heeft een brede kennis van warmtebronnen en transport.’ Om dat handen en voeten te geven, heeft de UPA groep met Vattenfall en aannemer A. Hak de Warmte Carrousel opgezet. Reijs: ‘gedurende twee jaar krijgen HBO- of WOkandidaten een opleiding in wat er allemaal bij warmtenetten komt kijken. Die opleiding start in variabele volgorde bij het ingenieursbureau, bij de aannemer of het energiebedrijf. Aan het eind daarvan mogen ze zelf kiezen bij wie van de drie partijen ze gaan werken. Op die manier krijgen ze een breed beeld van de warmtebranche: wat zijn de variabelen in warmteopwekking en transport, wat is de levensduur van warmtenetten, met welke keuzes voor materialen en leidingen heb je te maken, wat zijn de risico’s bij de aanleg, hoe kan je processen zo sturen om warmtetransport rendabel te krijgen.'

In Amsterdam komt er met het project ‘Middenmeer-N

Planning afstemmen

Naast de technische en financiële uitdagingen speelt er bij warmtenetten nog iets anders mee: afstemmen van de planning. Anne Marie van Osch weet er veel van. ‘Corporaties en gemeenten moeten hun planning niet alleen met bewoners afstemmen, maar ook met de netbeheerder’, zegt ze. ‘Om dat goed te laten verlopen, zal iedereen water bij de wijn moeten doen. Als een gasnet wordt vervangen, is dat een mooi moment. Wel is het zo dat elk alternatief elektriciteit nodig heeft. Kan de netbeheerder dat leveren? Op alle fronten stijgt de elektriciteitsvraag. Een kwart van alle nieuwe auto’s is nu elektrisch aangedreven, dat aandeel zal sterk stijgen. Bovendien is er gebrek aan technisch personeel terwijl veel materialen soms meer dan een jaar levertijd hebben.’ Van Osch pleit er daarom voor dat alle partijen meer en beter met elkaar gaan samenwerken. ‘Cruciaal is dat alle partijen hun plannen en planning al aan het begin regelen en op elkaar afstemmen.’

Tekst: Tseard Zoethout Fotografie: iStock